Recensies

Uit het juryrapport van de HC Korencup maart 2003:
“Het optreden van Haags Homomannenkoor Vox Rosa was van een behoorlijk niveau. Er wordt veel aandacht besteed aan presentatie d.m.v. de choreografieën van Hanna Samson en de keuze van de kleding. Ook rekwisieten spelen een belangrijke rol. Het spreekt voor zich dat Vox Rosa op het onderdeel presentatie hoog scoort!”

Uit het juryrapport van het Koninklijk Nederlands Zangersverbond juni 2003:
“Uw fraaie uitvoering stelde me voor een dilemma: in het juryrapport is geen plaats om de visuele aspecten te beoordelen, anders zou dit element zonder meer als “uitmuntend” beoordeeld worden!”

Interview van Bas Jacobs met Hanna Samson.
Uit: ‘de Vokskrant’, officieel orgaan van de Vrienden van Haags Homomannenkoor Vox Rosa, augustus 2000.

Dat er naast een dirigent een choreograaf voor of achter een koor staat is geen alledaags verschijnsel. Het leek ons daarom een goed idee de Vrienden van Vox Rosa kennis te laten maken met de choreografe van ons koor.

Eerst enige informatie over de achtergrond van Hanna.

Ze kwam 33 jaar geleden uit Suriname naar Nederland om aan de dansvakopleiding van het Koninklijk Conservatorium in Den Haag de opleiding te volgen tot docent klassieke dans. AI snel kreeg ze in de gaten dat vooral de moderne dans haar boeide. Haar grote voorbeeld en leraar was Charles Czarny. Toen hij als docent stopte, heeft hij Hanna als zijn opvolger naar voren geschoven. Van het ene op het andere moment kwam ze van de rol van leerling terecht in die van docent.
Om zich op die taak te prepareren volgde ze gedurende een half jaar lessen aan de Martha Grahamstudio in New York. Dit werd mogelijk gemaakt door een beurs van het toenmalige Ministerie van C.R.M.
Gedurende 26 jaar was Hanna vervolgens docent moderne dans aan het Haags Conservatorium. Ze gaf les aan jongeren van 10 tot 18 jaar die professioneel willen gaan dansen, schreef choreografieën voor hen en begeleidde hun voorstellingen. Haar eerste ervaringen met zangers deed Hanna op aan hetzelfde conservatorium waar ze operaleerlingen bewegingslessen gaf.

Wanneer en hoe kwam je in contact met Vox Rosa?

“In het voorjaar van 1995 werd ik door de toenmalige dirigent Joep Annegarn gebeld. Hij vertelde me dat Vox Rosa vaak als commentaar kreeg: ‘Jullie zingen mooi, maar jullie staan er zo als zoutzakken bij’. Er bleek behoefte te zijn aan iemand die wat aan die zoutzakkerigheid zou kunnen doen en die iemand was ik dus.
Met het oog op het Various Voices-festival in mei ’95 in Groningen heb ik toen met Vox aan twee nummers gewerkt, d.w.z. we hebben aandacht besteed aan de houding en beweging bij “Night and day” en “Drie meneren in het woud”.
Mijn allereerste kennismaking met jullie was tijdens het koorweekend ’95. lk moet je zeggen dat ik supernerveus was omdat ik totaal niet gewend was aan het werken met volwassen mondige kerels. Tot dan toe had ik te maken gehad met schattige en optimaal kneedbare balletjongens en meisjes.
Het was ook aftasten. Ik had nog geen idee hoe je een koor een beetje charmant zou kunnen neerzetten en wat jullie mogelijkheden waren.”

Dat was dus het begin. Hoe kijk je nu naar Vox Rosa, o.a. wat betreft onze mogelijkheden en onze groei? Hoe vind je de sfeer en de samenwerking?

“Jullie zijn enorm vooruitgegaan. Ik verbeeld me dat jullie zelfs in jullie eigen creaties, de zgn. “kunstjes” zoals jullie die tijdens een koorweekend neerzetten, veel meer rekening houden met de aankleding en vormgeving. En dat lijkt me een vrucht van onze samenwerking.
Vox Rosa is ontzettend leuk om mee te werken, er zijn geen valse remmingen, men is niet bang om emoties te uiten, niet bang om fysiek met elkaar dingen uit te proberen. In dit verband is het illustratief als ik je vertel wat ik ervoer toen ik onlangs met een gemengd koor heb gewerkt.
Toen ik daar vroeg eens wat dichter bij elkaar te gaan staan alsof ze het koud hadden, reageerde men met een spastische giecheltoestand. Niemand durfde iets, ze stonden er houterig bij. Zo kan het dus ook.
Vox Rosa heeft dat vanaf het begin minder gehad. Ik bespeur geen angst om iets uit te proberen.”

Waar zitten voor jou de hobbels en daaraan gekoppeld de uitdagingen?

“Een hobbel is, als je uit het dansvak komt, dat je bewegingen moet verzinnen waarbij mensen moeten kunnen zingen. Ze moeten kunnen ademen, mensen van een zelfde stemgroep moeten elkaar kunnen horen. De bewegingen moeten ondersteunend zijn bij wat ze zingen. Zangers hebben hun aandacht al ontzettend nodig bij wat ze zingen, als ze hun aandacht dan ook nog eens bij ingewikkelde bewegingen moeten hebben, dan kan het wel eens teveel worden.
Ik heb ’t gevoel dat jullie steeds meer durven. Eigenlijk gaan we allebei vooruit.
Een andere hobbel is dat ik rekening moet houden met de dirigent. Wat ik wil moet stroken met wat hij ziet zitten en natuur!ijk ook met wat al die mondige mannen zien zitten.
Nog een andere hobbel: je bent bezig met iets dat wordt uitgevoerd in een concertzaal, waarbij dus primair de akoestiek van belang is, terwijl mijn ideaal zou zijn een uitvoering in een theater. Een theater biedt meer theatrale mogelijkheden qua ruimte, belichting, decorwisseling, etc.”

Zie ik het goed dat je rol bij een koor eigenlijk meer dienend is?

“Ja dat klopt. Je moet dienend zijn of doen alsof je dienend bent en ondertussen de mensen daar zien
te krijgen waar je ze hebben wilt. De uitdaging is natuurlijk om met de beperkte mogelijkheden zoals ik die heb opgesomd toch een optimaal resultaat te creëren.
Een hobbel is ook het “gevecht” tussen dirigent en choreograaf om tijd en aandacht. Ik moet zeggen dat de verhouding tussen George (de huidige dirigent van Vox Rosa) en mij erg goed is. Voor een dirigent is het natuurlijk ook een probleem dat, waar hij gewend is alle tijd voor de zang en de muziek te krijgen, hij die nu ineens moet delen met een juf die er met pasjes tussendoor fietst.
Een wezenlijke voorwaarde is dat er een goede verhouding is. En natuurlijk moeten de zangers het zien zitten. Maar daarin heb ik in de loop der jaren volop vertrouwen gekregen. Het is natuurlijk primair een koor en men komt er voor zijn plezier. Ook hier is de uitdaging: een goede verhouding zien te vinden tussen het maximale eisen en het toch leuk houden.”

Hoeveel plezier beleef je zelf aan het werken met Vox Rosa?

“Dat is niet te beschrijven. Neem de vrijdagavondrepetitie van het laatste koorweekend.
Ik vind het superbijzonder dat je er als koor zin in hebt om oefeningen in gezichtsuitdrukkingen te doen. En de daarop volgende improvisaties in “sneuvelen” waren zo mooi en ontroerend, dat deze onveranderd worden gebruikt in de choreografie van Gounods Soldatenlied.”

Mijns inziens lukt dit omdat de choreografie inmiddels iets onvervreemdbaars van ons koor is geworden. Ik zie het als het resultaat van onze samenwerking van de afgelopen jaren.

“Ja en jullie hebben het ook geabsorbeerd.”

Bas Jacobs